-
1 chain up
aan de ketting leggen,vastbinden -
2 anlegen
anlegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)leggen ⇒ (aan)zetten, aanbrengen, aandoen5 beleggen, investeren♦voorbeelden:1 jemandem Fesseln, Ketten anlegen • iemand boeien, ketens aandoen(die) letzte Hand anlegen • de laatste hand leggen aander Hund legt die Ohren an • de hond legt de oren plat tegen zijn kopeine Leiter an die Scheune anlegen • een ladder tegen de schuur zetten〈 figuurlijk〉 strenge Maßstäbe an etwas, jemanden anlegen • strenge maatstaven voor iets, iemand aanleggen6 Geld für ein neues Auto anlegen • geld voor een nieuwe auto aanleggen, bestedenes darauf anlegen, jemanden zu kränken • het erop aanleggen, iemand te krenken8 Schmucksachen anlegen • sieraden aandoen, opspeldenden Hund anlegen • de hond aan de ketting leggen, vastleggen♦voorbeelden: -
3 chaîne
chaîne [sĵen]〈v.〉4 zender ⇒ golflengte, kanaal, net♦voorbeelden:chaîne de fabrication, de montage • lopende bandchaîne mécanique • lopende bandrompre sa chaîne • z'n kluisters verbrekenà la chaîne • aan de lopende bandchaîne stéréo • stereo-installatiefaire la chaîne • een rij vormen (om iets door te geven)1. f1) ketting, band2) (berg)keten3) reeks, rij4) golflengte, kanaal, net2. chaînesf plketenen, boeien -
4 attaché
attache [aataasĵ]〈v.〉1 band ⇒ riem, touw, lus2 (hecht)klem ⇒ (paper)clip, speld, nietje3 sluiting ⇒ slot, haak(je)♦voorbeelden:mettre à l'attache • aan de ketting leggentenir qn. à l'attache • iemand onder de duim houden1. m (f - attachée) 2. = attachée; attachéadj1) gehecht (aan), gesteld (op) -
5 attache
attache [aataasĵ]〈v.〉1 band ⇒ riem, touw, lus2 (hecht)klem ⇒ (paper)clip, speld, nietje3 sluiting ⇒ slot, haak(je)♦voorbeelden:mettre à l'attache • aan de ketting leggentenir qn. à l'attache • iemand onder de duim houden1. f1) band, riem, touw2) paperclip, speld, nietje3) sluiting2. attachesf pl2) betrekkingen, relaties -
6 chain
-
7 chain up a dog
chain up a dog -
8 enchaînement
-
9 mettre à l'attache
mettre à l'attache -
10 mettre à la chaîne
mettre à la chaîne -
11 anketten
anketten♦voorbeelden: -
12 den Hund anlegen
de hond aan de ketting leggen, vastleggen -
13 gyve
n. ketting, keten; voetenblok (om gevangene vast te zetten)--------v. Aan een voetenblok leggen -
14 Kette
Kette〈v.; Kette, Ketten〉1 ketting, keten5 〈 ambachtelijk〉schering, ketting♦voorbeelden:eine Kette von Hotels • een hotelketen -
15 tether
n. tuier--------v. vastbindentether1[ teðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tuier (touw/ketting) 〈waarmee grazend dier wordt vastgelegd; ook figuurlijk〉♦voorbeelden:¶ at the end of one's tether • uitgeteld, aan het eind van zijn Latijn————————tether2〈 werkwoord〉1 vastmaken ⇒ 〈 in het bijzonder〉 tuien, (aan een paal/met een tuier) vastleggen; (vast)binden; 〈 figuurlijk〉 aan banden leggen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Французский